Het onderstaande overzicht geeft een samenvatting van de financiële kengetallen van 2017 tot en met 2022. Als referentiekader zijn de meest recente interne en externe criteria weergegeven.
Kengetal | Richtlijn | | OMO | | OMO | | OMO | | OMO | | OMO | | OMO |
OCW/OMO | | in 2017 | | in 2018 | | in 2019 | | in 2020 | | in 2021 | | in 2022 |
| | | | | | | | | | | | | |
Solvabiliteit (incl. voorzieningen) | > 30% | | 46% | | 35% | | 30% | | 30% | | 30% | | 30% |
Weerstandsvermogen | > 18% | | 24% | | 24% | | 25% | | 25% | | 25% | | 24% |
Rentabiliteit (over 3 jaar) | > 0% | | 0,5% | | -1,1% | | -0,8% | | -0,3% | | 0,0% | | -0,2% |
Liquiditeit | > 0,75 | | 0,3 | | 1,4 | | 1,0 | | 0,8 | | 0,8 | | 0,7 |
Financiële buffer | < 15% | | 0% | | 16% | | 10% | | 7% | | 8% | | 8% |
DSCR backward | > 1,2 | | 1,9 | | 6,8 | | 2,6 | | 2,1 | | 2,0 | | 2,0 |
DSCR forward | > 1,2 | | 1,9 | | 2,6 | | 2,1 | | 2,1 | | 2,0 | | 2,0 |
Tabel 10: Kengetallen tot en met 2022
Solvabiliteit
Binnen vereniging OMO wordt gestuurd op solvabiliteit. De verwachting is dat de solvabiliteitspositie van de vereniging de komende jaren zal dalen door investeringen in het onderwijsproces, ontwikkelingen op het gebied van doordecentralisatie en de inzet van de incidentele middelen, die eind 2013 middels het Herfstakkoord zijn ontvangen.
Het ministerie van OCW hanteert een signaleringsondergrens van 30%. De verwachting is dat OMO in 2022 uitkomt op een solvabiliteit van circa 30%. In verband met het langlopende krediet wordt door de BNG Bank een minimumeis van 20% gehanteerd, waarbij in de berekening van de solvabiliteit de post voorzieningen niet wordt meegenomen. Op basis van deze rekenmethodiek komt de vereniging in 2022 uit op circa 25,8%.
Weerstandsvermogen
Het weerstandsvermogen is een afgeleide van de solvabiliteit. De streefwaarde bedraagt bij gelijkblijvende omstandigheden 18%. Ultimo 2017 bedraagt de omvang van het eigen vermogen 124 miljoen euro en is het weerstandsvermogen circa 24%. De verwachting is dat dit percentage de komende jaren redelijk constant zal zijn. De incidentele middelen, die eind 2013 uit het Herfstakkoord zijn ontvangen, worden de komende jaren ingezet ten behoeve van het onderwijs. Hiervoor wordt bewust negatief begroot en loopt het eigen vermogen terug, maar door een daling van de opbrengsten blijft het percentage weerstandsvermogen redelijk constant.
Rentabiliteit
De rentabiliteit wordt berekend over een gemiddelde periode van drie jaar. De verwachting is dat de rentabiliteit voor de driejaarsperiode 2016-2018, 2017-2019 en 2020-2022 een negatief gemiddelde laat zien. Dit negatieve gemiddelde wordt grotendeels veroorzaakt door de inzet van de incidentele middelen uit het Herfstakkoord in 2013.
Liquiditeit (current ratio)
Het ministerie van OCW hanteert een ratio van minimaal 0,75. Doordat in de komende jaren opnieuw additioneel kapitaal zal worden aangetrokken, stijgt de liquiditeitsratio van de vereniging in de komende jaren boven de gewenste streefwaarde vanuit de onderwijsinspectie.
Financiële buffer
Binnen de vereniging wordt niet actief gestuurd op de financiële buffer. Door het aantrekken van langlopend krediet is de financiële buffer in 2015 gestegen en zal deze ratio in 2018 verder stijgen. Door investeringen in het onderwijsproces en ontwikkelingen op het gebied van doordecentralisatie zal de financiële buffer in de daaropvolgende jaren dalen.
Debt service coverage ratio
Met het aangaan van een langlopend krediet bij de BNG Bank is er vanaf 2015 sprake van rentelasten en aflossingen. De BNG Bank vindt de debt service coverage ratio relevant. De BNG Bank verlangt een minimumwaarde van 1,2. Aan deze ratio wordt in de komende jaren voldaan.